Share
Je dagelijkse mail van De Bijbel met Nicky en Pippa Gumbel

Heer, help!

22 juli - dag 203

Ik bid heel vaak "Help!" Dit gebed komt ook veel voor in de Bijbel. Het is een gebed dat je elke dag en in elke situatie kunt bidden. Je kunt naar God roepen om hulp. God verlangt ernaarl dat je een echte, hechte relatie met Hem hebt.
 
Hulp bij verbroken relaties

Het doet altijd pijn als je wordt afgewezen, vooral als dat gebeurt door iemand van wie je houdt en die je heel na staat. Het verbreken van een relatie doet pijn, vooral als we het gevoel hebben te zijn afgedankt door een geliefde of goede vriend. Zo voelt de psalmdichter zich: '... niemand wil mij meer kennen, het donker is mijn enige vriend' (v.19, BGT).

Hij zegt: 'Zolang ik me kan heugen, ben ik er ellendig aan toe' (v.16, GNB). Het lijkt een uitzichtloze situatie: duisternis (v.13), afwijzing door God (v.15), ellende (v.16a), bedreigingen en radeloosheid (v.16b). 'Ik kan er niet aan ontkomen; alles komt op mij af' (v.18, HB).

Maar er is één lichtpunt. Hij put hoop uit het feit dat hij ondanks al deze ellende ervoor kiest om elke dag te beginnen met God aan te roepen: 'Ik roep u aan, HEER, elke dag, en strek mijn handen naar u uit' (v.10b. NBV).

Misschien worstel je op dit moment met een relatie: in je huwelijk, op je werk, in de kerk of met een goede vriend. Hoe uitzichtloos alles er ook uitziet, er is altijd hoop als je de Heer aanroept om hulp.
'Daarom roep ik u om hulp, HEER, elke morgen nader ik u met mijn gebed' (v.14, NBV). Heer, ik strek mijn handen naar U uit. Ik vraag U om hulp ...
Hulp bij het gevecht tegen de zonde

Zit je vast in slechte gewoontes of zonden waarmee je wel wilt stoppen, maar wat maar niet lukt? Neem je je wel eens voor om iets niet te doen en doe je het dan toch?

Paulus schrijft: 'Wat ik doe, doorzie ik niet, want ik doe niet wat ik wil, ik doe juist wat ik haat' (v.15, NBV).

Hij zegt: 'Zo ervaar ik steeds weer: Als ik het goede wil doen, kan ik het niet laten het slechte te doen. In mijn diepste wezen wil ik heel graag doen wat Gods wet van mij vraagt. Maar ik zie dat mijn doen en laten daarmee volledig in tegenspraak is. Wat mijn verstand wil en mijn lichaam doet, is altijd in strijd met elkaar. De zonde leeft in mijn lichaam' (vv.21-23, HB).

Paulus beseft dat hij hulp nodig heeft. 'Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood?' (v.24).

Paulus is de vragen voor die zijn woorden van gisteren oproepen, toen hij zei dat we vrij zijn van de wet (v.6). Stelt hij de wet gelijk aan de zonde? (v.7)

Hij toont aan dat de wet niet zondig is. Integendeel. 'Zo is dan de wet heilig en het gebod is heilig en rechtvaardig en goed' (v.12). Wij zijn zondig. De wet laat ons dit zien door te onthullen wat zonde is en dat we ons niet aan de wet kunnen houden. Sterker nog, we zondigen nog meer.

De volgende vraag vloeit voort uit de vorige. Als de wet zo goed is, waarom leidde die me dan tot de dood? (v.13) "Nee", zegt Paulus. Niet de wet maar mijn zonde heeft mij tot de dood geleid. Als iemand wordt veroordeeld voor een misdrijf, is de wet niet de oorzaak van de straf. Dat is het misdrijf. Het enige wat de wet doet, is de norm stellen.

Over dit gedeelte is veel geschreven. Het grootste strijdpunt is of Paulus het hier heeft over zijn leven als christen of over zijn leven voordat hij christen werd. Het is duidelijk dat hij het over zichzelf heeft, maar hij heeft het ook over de situatie van de mens in het algemeen die leeft onder de wet.

Misschien moeten we dit gedeelte lezen als de situatie van een christen die niet leeft met de kracht van de Geest, hoewel hij of zij dat wel zou willen. We kunnen het lezen als een menselijke smeekbede om in de Geest te leven. Deze smeekbede zien we door de eeuwen heen steeds terug in het leven van christenen.

We weten dat Gods wet heilig, rechtvaardig en goed is (v.12). We weten dat de wet het werk van de Geest is (v.14, NBV). En toch schieten we tekort: 'Ik ben een mens van vlees en bloed, die onderworpen is aan de zonde. Mijn doen en laten zijn voor mijzelf een raadsel. Want ik doe niet wat ik graag wil. Nee, ik doe juist dingen waar ik een afschuwelijke hekel aan heb' (vv.14c-15, HB).

Het verschil tussen 'voor' en 'na' mijn bekering tot christen is niet dat ik ervóór zondigde en erna zonder zonde ben. Nee, het verschil is dat, voordat ik christen werd, de zonde mij in zijn macht had en dat ik me er eigenlijk niet zo mee bezighield. Maar nu ik christen bent, ben ik bevrijd van de macht van de zonde en wil ik er niets meer mee te maken hebben. Ik vind het erg als ik zondig en heb er spijt van. Niet zozeer omdat ik teleurgesteld ben in mezelf, hoewel dat natuurlijk wel meespeelt. Maar meer omdat ik wil doen wat Christus van me vraagt en ik hierin tekort ben geschoten.

Als je een beetje op mij lijkt, ken je dit gevecht met zonde maar al te goed. Het is goed om je te realiseren dat het een belangrijk kenmerk is van een echt gelovige christen.

Als Paulus zijn hulpkreet slaakt, weet hij het antwoord op zijn vraag al: 'wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood? Ik dank God, door Jezus Christus, onze Heere' (vv.24-25a).

Misschien kunnen we dit gedeelte pas echt begrijpen als we de nadruk leggen op het woord 'ik … zelf' (v.26). Op onszelf zijn we slaven van de wet van de zonde, maar dit is niet het einde van het verhaal. Paulus heeft het over de grote bevrijding die de Heilige Geest ons geeft.

Als ik naar mezelf kijk als christen in de zin dat ik bij Christus hoor, besef ik dat ik geen vrijbrief heb om te zondigen. Als ik naar mezelf kijk als christen in de wereld, besef ik ook dat ik niet vrij van zonde ben. Maar als ik naar mezelf kijk als christen in de kracht van de Geest, besef ik dat ik de vrijheid heb om de zonde te overwinnen. Dit doet me denken aan iets wat John Newton heeft geschreven:

'Ik ben niet wat ik wil zijn.
Ik ben niet wat ik zou moeten zijn.
Ik ben niet wat ik ooit zal zijn.
Maar goddank ben ik niet wat ik ooit was.'
Heer, ik smeek U om hulp. Vervul mij vandaag met uw Heilige Geest. Ik heb vandaag de hulp van de Heilige Geest zo hard nodig om het leven te leiden dat U van mij vraagt.
Hulp voor genezing

God wil ons leven genezen. Het volk wist dat God hen zou genezen als ze echt naar Hem teruggingen (6:1).

Als je Gods genezing wilt, moet je Hem eerlijk en oprecht aanroepen. Gods klacht tegen zijn volk is: ‘Zij roepen ook niet tot Mij met hun hart’ (7:14a). 'Ze huilen alleen omdat het brood en de wijn op zijn. Ze doen alles om mijn aandacht te krijgen. Maar ze willen mij niet dienen!' (v.14, BGT)

De eerste drie verzen van hoofdstuk 6 lijken het pijnlijke proces te beschrijven waarmee de Heer ons weer bij Hem terugbrengt nadat we van Hem verwijderd zijn geraakt. Maar er is geen enkel besef van zonde of diep berouw. Misschien verwoordt Hosea de oppervlakkige bekentenis van het volk op deze manier: 'Jullie liefde is als een ochtendnevel, als dauw die 's morgens vroeg verdwijnt' (6:4c, NBV).

Het is duidelijk dat het God gaat om het hart, niet om uiterlijk vertoon: ‘Want liefde wil ik, geen offers; met God vertrouwd zijn is meer waard dan enig offer’ (v.6, NBV). Hij wil graag een relatie met ons die we ook voelen in ons hart.

Hij klaagt: ‘Niemand van hen roept tot Mij’ (7:7). De mensen zijn hoogmoedig en hebben een onafhankelijke geest die weigert zich tot de HEERE, hun God, te bekeren, of Hem te zoeken (v.10). Hij zegt:‘Ik zou hen wel willen verlossen (…) maar tegen Mij zijn zij weerspannig’ (vv.13-14). Als je Gods genezing en vergeving wil voor alles wat je verkeerd doet, moet je Hem met je hart aanroepen (v.14).

Joyce Meyer schrijft dat emotionele genezing niet eenvoudig is en heel pijnlijk kan zijn. Soms hebben we wonden die nog ontstoken zijn en kunnen we pas helemaal genezen nadat deze wonden zijn opengemaakt en de ontsteking is verwijderd. Alleen God weet hoe dit moet. Wanneer je God zoekt om je te genezen, breng dan tijd met Hem door en wacht in zijn aanwezigheid. Dan vind je gegarandeerd genezing!
Heer, ik wil U niet alleen kennen; ik wil U steeds beter leren kennen (6:3). Ik vraag U recht vanuit mijn hart om genezing, herstel en vernieuwing. Heer, help!
Pippa's bijdrage
'Want barmhartigheid wil Ik, en geen offer.'

In het woordenboek staat bij barmhartigheid 'gezindheid van medelijden, mededogen'. Shakespeare zegt over genade, een ander woord voor barmhartigheid: 'Dubbel is haar zegen, ze zegent de gever én de ontvanger.' Onze wereld heeft grote behoefte aan genade.

Vers voor vandaag
Romeinen 7:24,25

'Wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood? Ik dank God, door Jezus Christus, onze Heere'
 
Facebook
 
Twitter
 
Linkedin
 
Email
Copyright © 2024, Alpha Nederland, All rights reserved.
Afzender: Alpha Nederland - BiOY@alphanederland.org
Alpha Nederland, Regulierenring 16, 3981 LB Bunnik, Nederland

Je ontvangt dagelijks deze mail met een vertaling van De Bijbel met Nicky en Pippa Gumbel 2022.
Gebruikte Bijbelcitaten zijn, tenzij anders vermeld, afkomstig uit de Herziene Statenvertaling 2010, Uitgeverij Jongbloed, Heerenveen.


Email Marketing door ActiveCampaign