'Sara werd zwanger en baarde Abraham op zijn oude dag een zoon, op de vastgestelde tijd, die God hem had genoemd' (v.2). Het was een moment van intense vreugde. Sara zei: 'God maakt dat ik kan lachen (…) en iedereen die dit hoort zal met mij mee lachen' (v.6).
Maar al gauw krijgt Abraham te maken met zwaar weer in zijn gezin. Ismaël bespot Isaak (v.9) en dit veroorzaakt een diepe verdeeldheid in de familie (v.10). Hagar en Ismaël worden weggestuurd (v.14). Deze verdeeldheid was uiteindelijk het gevolg van Abrahams zonde. Hij had Hagar tot minnares genomen, omdat hij niet vertrouwde op Gods belofte dat Sara een zoon zou baren.
Soms veroorzaken we zelf de grootste moeilijkheden in ons leven. Maar desondanks blijft God Abraham nabij (vv.12-13) en zorgt Hij voor Hagar en Ismaël en zegent Hij hen (vv.17-18). Hier schenkt God genade aan zondige mensen.
Abraham stond voor de hevigste storm van zijn leven: God stelde hem op de proef (22:1).
God stelt ons soms op de proef. Ik denk persoonlijk dat het nooit Gods bedoeling was dat Abraham zijn zoon Isaak daadwerkelijk zou offeren. Het kindoffer was altijd een gruwel in Gods ogen. Maar Hij wilde dat Abraham de juiste prioriteiten stelde.
Het Nieuwe Testament herinnert ons eraan dat deze beproeving volgde op Gods beloften aan Abraham ten aanzien van Isaak (Hebreeën 11:17-19). Abrahams vertrouwen en zijn prioriteiten werden dus op de proef gesteld.
Abrahams vertrouwen werd op de proef gesteld. Hij werd uitgedaagd erop te vertrouwen dat God zijn belofte over Isaak kon vervullen, zelfs als Abraham bereid was hem te offeren. Abraham moest erop vertrouwen dat hij Isaak terug zou krijgen, wat er ook gebeurde (v.19).
Maar ook Abrahams prioriteiten werden op de proef gesteld. Het is Gods bedoeling dat je relatie met Hem de hoogste prioriteit heeft in je leven, boven alle andere liefdes, boven je meest hechte menselijke relaties en boven de visie die God je voor je leven heeft gegeven. Abraham was bereid God te gehoorzamen, tegen elke prijs. Zijn grote kracht was dat hij God liefhad boven alles en iedereen.
Gelukkig zorgde God voor het offer dat nodig was ('God zal zichzelf van een offerlam voorzien', Genesis 22:8). Dit is een voorafschaduwing van het grote offer dat God voor ons zou brengen. Als je je probeert voor te stellen hoe Abraham zich gevoeld moet hebben toen hij dacht dat hij zijn zoon moest offeren, krijg je enig idee van wat het God gekost heeft om zijn enige Zoon te geven voor jou en mij (Johannes 3:16).
Jezus is 'het lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt' (Johannes 1:29). Als God heeft gezorgd voor het ultieme offer dat voorziet in je grootste behoefte, zal Hij dan ook niet zorgen voor al het andere wat je nodig hebt? In vers 14 gebruikt Abraham de naam 'Jehovah-Jireh' of 'de HEER zal erin voorzien' (Genesis 22:14). Hij erkent dat het in Gods aard ligt om te zorgen.
God is de grote verzorger. Hoe vaak heb ik dit niet ervaren in mijn leven en in onze gemeenschap. God houdt zich aan zijn belofte. Paulus zegt hierover: 'Mijn God zal vanuit zijn rijkdom aan heerlijkheid volop in al uw noden voorzien in Christus Jezus' (Filippenzen 4:19, GNB).
Het is onze taak om God te gehoorzamen ('Zoek (…) eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid', Matteüs 6:33a) en Hij belooft dat, als we dat doen, Hij zal voorzien in al onze behoeften: 'dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden', (v.33b).
Gods zorg en zegen zijn te groot om te bevatten (Genesis 22:16-18): 'Omdat je naar mij geluisterd hebt, zullen alle volken van de aarde delen in de voorspoed van je nakomelingen' (v.18, GNB).