3. Gods zegen ervaren
We zien hier een tegenstelling tussen Juda's ontrouw en hypocrisie en Jozefs trouw als ze worden geconfronteerd met seksuele verleiding.
Juda, kwetsbaar na de dood van zijn vrouw, bezweek voor de verleiding. Zijn eigen schoondochter, Tamar, deed zich voor als hoer en hij ging met haar naar bed. Als onderpand gaf hij haar het snoer met zijn zegel en zijn staf. Zij werd zwanger van hem (38:1-18).
Toen hij hoorde dat zijn schoondochter zich als hoer had gedragen en daardoor zwanger was, zei Juda: 'Breng haar de stad uit, (...) ze moet verbrand worden' (v.24). Toen haalde ze de voorwerpen te voorschijn die hij als onderpand had achtergelaten: het snoer, het zegel en de staf (v.25). Juda was betrapt. Hij was zich bewust van zijn eigen hypocrisie en zonde (v.26).
Gods genade is heel bijzonder. Peres, een van de zonen die voortkwam uit deze gebeurtenis, wordt vermeld in de afstamming van Jezus (zie Matteüs 1:3). In zijn genade neemt God wat de duivel als kwaad had bedoeld en keert dit ten goede.
Juda's zonde staat tegenover Jozefs rechtvaardigheid: 'De HEER stond Jozef ter zijde, zodat het hem goed ging' (Genesis 39:2). Potifar zag dat de Heer Jozef ter zijde stond en dat alles wat hij ter hand nam voorspoedig verliep en hij gaf hem het beheer over alles wat hij bezat (v.4). Daarom zegende de Heer het huis van de Egyptenaar (v.5).
De woorden 'De HEER stond hem [Jozef] ter zijde' komen vier keer voor in dit gedeelte (39:2,3,21,23). Maar het feit dat de Heer je ter zijde staat, betekent niet dat je niet bloot staat aan verleiding. Jozef stond bloot aan grote verleiding. Potifars vrouw probeerde hem in haar bed te lokken. Hij weigerde pertinent.
Hij besefte dat hij een zonde zou begaan als hij toegaf aan deze verleiding; een zonde tegenover God en tegenover zijn werkgever Potifar: 'Alles heeft mijn meester mij gegeven. Behalve u, want u bent zijn vrouw. Wat u vraagt, kan ik niet doen. Want dan zou ik iets doen wat God verschrikkelijk vindt' (v.9, BGT). Hij weigerde met haar naar bed te gaan en bleef zo veel mogelijk bij haar uit de buurt (v.10).
Jozef geeft ons een heel goed voorbeeld van omgaan met verleiding. De beste manier om verleiding te weerstaan is om het uit de weg te gaan (2 Timoteüs 2:22). Als je aan grote verleiding blootstaat, moet je drastische maatregelen nemen. Blijf er bij uit de buurt, net als Jozef, vlucht weg.
Potifars vrouw greep Jozef bij zijn kleed en drong aan: 'Kom bij me liggen.' Maar hij vluchtte naar buiten en liet zijn kleed bij haar achter (Genesis 39:12).
We zien het verschil met Juda. Juda liet zijn zegel, snoer en staf achter bij Tamar. Dit was het bewijs van zijn schuld. Jozef liet zijn kleed achter bij de vrouw van Potifar. Zij gebruikte dit als bewijs van zijn schuld. Maar eigenlijk bewees het zijn onschuld.
Ondanks het feit dat de Heer hem ter zijde stond en hij de verleiding had weerstaan, werd hij heel onrechtvaardig behandeld (v.19 ev.) en werd hij gevangengezet (v.20). Hij verloor zijn vrijheid, maar niet zijn bevrijding.
Zelfs in de gevangenis stond de Heer hem ter zijde. '[God] bewees hem zijn goedheid door ervoor te zorgen dat Jozef bij de gevangenbewaarder in de gunst kwam' (v.21). 'De bewaker gaf hem de leiding over de andere gevangenen en over het werk dat zij deden (...) Want de Heer hielp Jozef, en daardoor ging alles goed wat Jozef deed' (vv.22-23, BGT).
Misschien zijn je omstandigheden niet ideaal. Misschien heb je het gevoel dat je gevangenzit, letterlijk in de gevangenis, of figuurlijk in je baan, een ziekte, een moeilijke relatie of andere omstandigheden. Maar als je ondanks alles God trouw blijft, kun je zijn nabijheid ervaren, zijn gunst in de ogen van anderen en zijn zegen over je leven. Dit is de 'uitzonderlijk waardevolle parel' (Matteüs 13:45-46). Dit is je kostbaarste bezit.