Waar is God? - dag 327

23 november - dag 327

Elie Wiesel werd geboren in een Joods gezin in Roemenië. Hij was nog maar een tiener toen hij en zijn familie door de Nazi's werden opgepakt en op transport naar Auschwitz werden gezet en vervolgens werden overgeplaatst naar Buchenwald. In zijn boek 'Nacht' doet hij op angstaanjagende en aangrijpende wijze verslag van de steeds grotere verschrikkingen die hij moest verduren: de dood van zijn ouders en achtjarige zusje en het verlies van zijn onschuld door toedoen van barbaren.

In het voorwoord van het boek schrijft François Mauriac over zijn ontmoeting met Elie Wiesel: 'Op die afschuwelijke dag, ja, nog afschuwelijker dan alle andere vreselijke dagen, was het kind getuige van de ophanging (!) van een ander kind. Hij vertelt dat het kind het gezicht had van een verdrietige engel en dat hij iemand achter zich hoorde huilen: “Waar is God in Gods naam?” En binnen in me hoorde ik een stem die antwoordde: “Je vraagt waar God is? Hier is Hij, Hij hangt aan de galg.”

François Mauriac vervolgt: 'En ik, ik die geloof dat God liefde is, wat moest ik mijn jonge gesprekspartner antwoorden ... Wat moest ik tegen hem zeggen? Moest ik hem vertellen over die andere Jood, die gekruisigde broer die misschien op hem leek en wiens kruis de wereld had veroverd?

Moest ik hem uitleggen dat wat een struikelblok voor zijn geloof was geweest, juist de hoeksteen van mijn geloof was geworden? Moest ik zeggen dat het verband tussen het kruis en menselijk lijden naar mijn mening nog steeds de sleutel is tot het onpeilbare mysterie waarin het geloof van zijn kindertijd verloren was gegaan... Dat had ik tegen het Joodse kind moeten zeggen. Maar ik kon alleen maar huilen en hem in mijn armen nemen.'

Zijn woorden wijzen in de richting van het diepste antwoord op de vraag: “Waar is God?” God is in Christus. Hij hing aan het kruis en droeg onze zonden met zijn lichaam. Nu leeft de gekruisigde tussen zijn volk. Hij heeft niet alleen voor jou geleden, Hij lijdt nu met jou.

In het Oude Testament was de tabernakel (en later de tempel) de plek waar de mensen naartoe gingen om God te ontmoeten. In het gedeelte van het Oude Testament voor vandaag lezen we dat dit het huis van God was (Ezechiël 43:5).

De boodschap van het gedeelte van het Nieuwe Testament voor vandaag is dat de luister en aanwezigheid van God vooral te vinden is in Jezus. Precies op het moment waarop Jezus wordt afgewezen en gekruisigd, wordt Gods aanwezigheid onder de mensen eindelijk en volledig waar. Vanaf dat moment is er geen tempelgebouw meer nodig. De enige manier van kerken bouwen die wordt genoemd in het Nieuwe Testament gaat over een gebouw dat bestaat uit mensen en dat wordt 'gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, met Christus Jezus zelf als de hoeksteen' (Efeziërs 2:20-22). De heilige tempel in het Nieuwe Testament bestaat uit 'levende stenen' (1 Petrus 2:5): mensen als jij en ik. Dit is Gods nieuwe huis.

Psalm 132:1-18

1. Zoek Gods woonplaats

Davids hartenwens was om God te eren en Hem belangrijker te vinden dan alle materiële gemakken: 'Ik zal niet naar huis gaan, ik zal geen plek zoeken om te rusten, ik zal niet proberen te slapen, ik zal mijn ogen niet dichtdoen, voordat ik een plek gevonden heb voor u, Heer, een woning voor u, machtige God van Jakob' (vv.3-5, BGT).

Het volk zei: 'Laten wij zijn woning binnengaan, ons neerbuigen aan zijn voeten. Trek op, HEER, naar uw rustplaats, u en uw machtige ark (...) De HEER heeft Sion verkozen en als woonplaats begeerd' (vv.7-8,13). God zei: 'Dit zal mijn woonplaats zijn, hier zal ik altijd blijven' (v.14, BGT).

Heer, ik verlang naar uw nabijheid. Het is zo goed om aan uw voeten te zitten en U te aanbidden. Dank U dat U op de dag van Pinksteren, toen de Geest van God werd uitgestort, onder en in uw volk bent komen wonen.

1 Petrus 2:4-25

2. Zoek God in Jezus

Jezus heeft alles veranderd.

Hij is de hoeksteen van het nieuwe huis, dat is opgebouwd uit mensen: 'Voeg u bij hem, bij de levende steen die door de mensen werd afgekeurd maar door God werd uitgekozen om zijn kostbaarheid, en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijke tempel' (vv.4-5a).

Jezus is de belangrijkste hoeksteen of Hij is het struikelblok (vv.7-8). Ook tegenwoordig zijn er veel mensen die Jezus zien als struikelblok. Maar als je Hem de hoeksteen van je leven maakt en je vertrouwen stelt op Hem, kom je nooit bedrogen uit (v.6).

Petrus zegt tegen iedereen die gelooft dat het onze roeping is om levende stenen te zijn die samen de geestelijke tempel vormen die rondom Jezus wordt gebouwd. Dit beeld van de kerk als huis en gezin van God is kortgeleden bij mij geland. Je komt thuis als je Jezus leert kennen.

Deze verzen geven verschillende beschrijvingen van deze verandering: 'Jullie zijn door God uitgekozen, en jullie horen bij hem. Nu zijn jullie een heilig volk, een volk van priesters. God heeft jullie uit de duisternis geroepen om te leven in zijn schitterende licht. Nu kunnen jullie iedereen vertellen over de grote wonderen van God' (v.9, BGT).

Daarom moet je anders leven dan de wereld om je heen: 'Broeders, wij blijven hier op aarde zwervers en vreemdelingen. Omdat ons werkelijke thuis bij de Here is, dring ik er bij u op aan niet toe te geven aan de slechte begeerten van deze wereld, die uw leven in gevaar brengen' (v.11, HB).

Wij zijn het volk van God. Je hebt Gods ontferming ontvangen (v.10). Je zult strijd moeten leveren, echte strijd. Je moet vechten tegen de 'zondige lusten die strijd voeren tegen de ziel' (v.11, WV).

Je moet niet verbaasd opkijken als je voor misdadiger wordt uitgemaakt (v.12). Probeer te leven op een manier die God eer brengt. Dat betekent dat je de wetten van het land gehoorzaamt (v.13, HB), dat je het goede doet (v.15), dat je iedereen in zijn waarde laat (v.17, HB), dat je van andere christenen houdt (v.17, BGT), dat je niet met gelijke munt terugbetaalt (v.23), dat je moet lijden omdat je goede daden doet (v.20) en dat je vertrouwt 'op God, die eerlijk rechtspreekt over alle mensen' (v.23, BGT).

Hoe is dit mogelijk als we allemaal zondige mensen zijn? In antwoord op deze vraag wijst Petrus naar Jezus: 'Dankzij Jezus Christus zijn onze zonden vergeven. Hij heeft onze zonden gedragen toen hij stierf aan het kruis. Nu kunnen wij leven zoals God het wil. Want door het lijden van Christus zijn wij bevrijd' (v.24, BGT).

Jezus verandert alles. Petrus verwijst naar Jesaja 53, waarin wordt geprofeteerd over de manier waarop de Messias zal sterven in plaats van zijn volk. Dit is wat het betekent dat de hoeksteen wordt afgekeurd, dit is het fundament van je geloof en dit is de manier waarop je weer toegang krijgt tot God. Bij het kruis is de plaats van lijden de plaats van redding geworden.

Heer, dank U voor de nieuwe geestelijke tempel die U bouwt en waar ik Gods nabijheid kan ervaren.

Ezechiël 43:1-44:31

3. Zoek God in het huis van de Heer

De Geest van God maakt Jezus zichtbaar: 'Toen tilde de geest van God mij op en bracht me naar het binnenplein van de tempel. Ik zag dat de tempel vol was met het stralende licht van de Heer' (43:5, BGT).

Jezus Christus is het stralende licht, de glorie van God: 'Het Woord is mens geworden en is onder ons komen wonen. Wij hebben zijn glorie gezien, vol van goedheid en waarheid, de glorie die hij ontving als enig kind van de Vader' (Johannes 1:14, GNB).

In zijn visioen ziet Ezechiël Jezus, 'de glorie van de God van Israël' (Ezechiël 43:2, NB). '... zijn stem was als het stemgeluid van vele wateren en de aarde werd door zijn glorie verlicht' (v.2, NB). Waar Jezus is, wordt alles verlicht. In Jezus' nabijheid kunnen we niet anders dan op onze knieën vallen en aanbidden (v.3): '... ik zag hoe de aarde straalde van licht (...) Meteen liet ik me neervallen op mijn knieën' (vv.2-3, BGT).

Telkens als het volk van God samenkomt om te aanbidden, bijvoorbeeld tijdens de dienst op zondag, mag je verwachten dat de kerk vol zal zijn met de glorie van de Heer. Daarom zou de kerk ook zo aantrekkelijk moeten zijn en vol met de kracht om levens te veranderen.

In het Oude Testament lazen we over alle offers die de mensen moesten brengen voor hun zonden. In het boek Hebreeën hebben we gelezen dat dit alles een 'zinnebeeld' is (9:9). Het zijn 'afbeeldingen van wat zich in de hemel bevindt' (v.23). Het oude offerstelsel was slechts een 'voorafschaduwing' (10:1) van wat komen zou. Ze moesten een offer voor hun zonden brengen (Ezechiël 43:19) met bloed (v.20) dat moest zorgen voor reiniging en verzoening (v.20). De bok moest 'zonder enig gebrek' zijn (v.22).
Dit alles is een voorafschaduwing van het volmaakte offer dat Jezus heeft gebracht voor jouw zonden (1 Petrus 2:24).

Het heilige priesterschap van Ezechiël 44 is een voorafschaduwing van het heilige priesterschap dat in 1 Petrus 2:5 wordt beschreven. Dit is nu de taak van elke christen. Je eerste plicht als priester is om zelf heilig te zijn, om jezelf zuiver te houden zodat de Heer je kan gebruiken. Je tweede plicht is om anderen te helpen om heilig te zijn door ze te onderwijzen en door het goede voorbeeld te geven (Ezechiël 44:23).

Waar is God nu? Hij woont in jou door zijn Geest. Hij is erbij als we samenkomen in zijn naam en in aanbidding voor Hem knielen en Hem lofprijzen.

Heer, dank U dat ik een heilige tempel ben waarin U woont door uw Geest. Uw hulp is voor mij onmisbaar om heilig te leven.